Handreiking - 5. Onderbouwing

5.1 Probleem en Oorzaak

Het programma Gouden Mannen is gericht op oudere mannen met een migratieachtergrond en die een achterstand ervaren. In Amsterdam werd duidelijk dat er een substantiële groep was, die zich eenzaam voelde en een persoonlijke en/of maatschappelijke achterstand ervaarde. Factoren die kunnen leiden tot grotere problemen, zoals (verergering van psychische-en lichamelijke klachten en zelfs dakloosheid. Tevens bleek dit een groep te zijn die niet goed bereikt konden worden met preventieve interventies. 

Deze ervaringen komen overeen met gegevens uit onderzoek. Zo beoordelen Marokkaanse en Turkse migrantenouderen hun lichamelijke en psychosociale gezondheid minder goed dan ouderen die in Nederland zijn geboren. Daarnaast geeft bijna de helft van de Marokkaanse en Turkse migrantenouderen aan dat ze eenzaam is en weinig regie over het eigen leven ervaart (Fokkema, 2020). Ook komen psychische klachten vaker voor onder Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse komaf, in vergelijking met Nederlanders die in Nederland geboren zijn (Schrier et al., 2017; Stronks et al., 2018). Meer specifiek voor Amsterdam geldt dat van de Turkse Amsterdammers 24% te kampen heeft met depressieve symptomen, terwijl dit voor 6% van de autochtone Amsterdammers geldt. Ook Marokkaanse Amsterdammers hebben vaker depressieve symptomen dan autochtone Amsterdammers (Ikram et al., 2016; van den Boom et al., 2017). Tot slot blijkt eenzaamheid relatief vaak voor te komen in Amsterdam. Gevoelens van matige of ernstige eenzaamheid komen vaker voor onder mannen (50%) dan onder vrouwen (45%) en vaker bij Amsterdammers met een niet-westerse achtergrond in vergelijking tot Amsterdammers met een Nederlandse achtergrond (Dijkshoorn et al., 2017).

Het is dus van belang dat specifiek voor deze doelgroep, oudere mannen met een migratie achtergrond, er een programma is dat gericht is op een positievere gezondheid.  

5.2 Uitgangspunten

Belangrijk uitgangspunt van het programma Gouden Mannen is de kracht van de groep. De groep is een essentieel onderdeel van de werkzame factor van dit programma. Ze leren van en met elkaar, vinden steun bij elkaar en geven elkaar hulp.

Een ander belangrijk uitgangspunt is de visie op Positieve Gezondheid. In dit programma wordt uitgegaan van mogelijkheden en ontwikkelingen. Alle elementen om positievere gezondheid te ervaren komen aan bod.

Tot slot is de persoonlijke aanpak is belangrijk punt. Doordat het een langdurig programma is, is er veel tussentijds contact. De man wordt gezien, wordt gecoacht en krijgt persoonlijke aandacht. Niet alleen van de begeleiders, maar ook van de mannen in de groep. Er wordt zodoende een netwerk opgebouwd, van mensen en organisaties in de wijk, waardoor de positieve effecten bestendigd blijven.

5.3 Verantwoording

In de grote steden leven veel mannen van middelbare leeftijd en ouder met een migratieachtergrond, die na gezondheidsproblemen, verlies van werk of beëindiging van hun huwelijk in een isolement dreigen te raken. Deze groep loopt een risico op verdere eenzaamheid, psychische klachten en fysieke problemen.

Uit onderzoek blijkt dat migranten gevoeliger zijn voor het ontwikkelen van psychische klachten door een aantal extra risicofactoren. In termen van het bio-psychosociale model zijn dit met name risicofactoren die voortvloeien uit de psychosociale aspecten van het model. Zo zouden migranten door hun migratie -of die van hun ouders- en de daarbij komende gevolgen kwetsbaarder zijn voor het ontwikkelen van psychische klachten (Lassetter & Callister, 2009). In de literatuur wordt in dat kader gesproken over de ‘condition migrante’, waarmee gedoeld wordt op de gevolgen van een migratie (Ghane, Visser, & de Jong, 2013; Mikado, 2012). Dit betreft alle mogelijke stresserende situaties en gebeurtenissen waarmee migranten te maken kunnen hebben, zoals heimwee en rouw, het leven en opgroeien in meerdere culturele contexten, intergenerationele-en opvoedingsproblematiek, sociale isolatie, eenzaamheid en ervaren discriminatie (Rogers-Sirin, Melendez, Refano, & Zegarra, 2015). Ervaren discriminatie en beperkte participatie zijn dan ook extra risicofactoren voor mensen met een migratie achtergrond, deze hebben een negatief effect op de algehele gezondheidstoestand en op het zelfvertrouwen (Broudy et al., 2007; Schmitt, Branscombe, Postmes, & Garcia, 2014; Schrier et al., 2017).

Als tweede vormen gebrekkige gezondheidsvaardigheden een verhoogd risico op het ontwikkelen van een depressie (van den Muijsenbergh, 2019). Het blijkt dat veel migranten, mede door een hoog percentage laaggeletterden onder hen, vaker beperkte gezondheidsvaardigheden hebben dan autochtonen (Bakx, Saan, & Singels, 2006; Fouarge, Houtkoop, & van der Velden, 2011). Deze beperkte gezondheidsvaardigheden en taalproblemen dragen bij aan de vergroting van de fysieke en psychische problemen, omdat ze daardoor de weg naar hulpverlening minder snel vinden (Kristiansen, Razum, Tezcan-Güntekin, & Krasnik, 2016).

Samenvattend hangt de slechtere gezondheid van niet-westerse oudere migranten samen met de volgende risicofactoren: een lage sociaaleconomische positie, lage sociaal-culturele integratie (bijvoorbeeld beperkte taal- en gezondheidsvaardigheden), ongunstige leefstijl (bijvoorbeeld weinig lichamelijke beweging, roken en een ongezond voedingspatroon), ervaring met discriminatie (Conkova & Lindenberg, 2018).

Deze oorzaken zijn te vinden in het bio-psychosociale model en komen ook terug in het I-Change Model van De Vries. Dit model verklaart verandering van motivatie en gedrag en is een integratie van verschillende theorieën (de Vries, 2017; de Vries et al., 2005). Een schematische weergave van het model is te zien in figuur 1.

Het I-Change model veronderstelt dat gedrag een gevolg is van iemands bewustzijn, diens motivatie en eventuele actietendens – te weten de bereidheid om een bepaalde handeling uit te voeren. Deze bewustzijns-, motivatie- en actietendens factoren worden niet alleen beïnvloed door de redelijk stabiele predispositiefactoren -zoals eerder benoemd-, maar ook door informatie die verstrekt wordt, de zogenaamde informatiefactoren (Information factors in figuur 1), te weten de kwaliteit van een boodschap, het kanaal en de bron.

Deze bewustzijns-, motivatie- en actietendens factoren spelen dus een belangrijke rol bij het veranderen van gedrag, daarom is het van belang om de oorzaak te zoeken in deze factoren, die te beïnvloeden zijn via informatiefactoren. De bewustzijnsfactoren spelen een rol, doordat het ontbreken van de juiste informatie (gezondheidsvaardigheden) er toe leidt dat iemand zich niet bewust is van wat er precies aan de hand. De motivatiefactoren doelen onder andere op een gebrek aan zelfvertrouwen, self-efficacy, en vaak een gebrek aan sociale steun. Deze hebben ook invloed op de actietendens factoren, die wijzen op het gebrek aan het maken van plannen om iets te veranderen, de hoeveelheid barrières die men (denkt) te hebben om het gedrag te veranderen en het gebrek aan vaardigheden om het gedrag te veranderen (de Vries, 2017; de Vries et al., 2005; de Vries & Vluggen, 2020).

I-change

De aan te pakken factoren betreffen dan ook factoren op het gebied van bewustzijn, motivatie en actie. Met het aanpakken van die aspecten worden de verschillende subdoelen behaald, zoals weergegeven in tabel 3.

Tabel 3

Per factor zal hieronder toegelicht worden hoe en wanneer deze wordt aangepakt en welke subdoelen daarmee bereikt worden. Als eerste wordt aangegeven welke informatiefactoren hierbij worden ingezet.

 

Informatiefactoren 

Integrale aanpak

Er is in Nederland steeds meer aandacht voor programma’s die meerdere facetten van gezondheid aanpakken (zoals de gecombineerde leefstijlinterventies). Het is van belang dat er persoonlijke gezondheidsinterventies zijn, die gaan over bewustzijn en vaardigheden, met aandacht voor de maatschappij en het sociale netwerk, specifiek voor ouder wordende volwassenen met een migratieachtergrond (Kristiansen, Razum, Tezcan-Güntekin, & Krasnik, 2016). Hierbij wordt tevens aangegeven dat het, overeenkomstig de gecombineerde leefstijlinterventies, van belang is dat er samengewerkt wordt tussen verschillende sectoren, zoals de gezondheidszorg, de buurthuizen, culturele instellingen, taalscholen. Op deze manier kan een dergelijk programma bijdragen aan een positievere gezondheid voor deze mannen, op een inclusieve manier (Kristiansen et al., 2016).

Bericht

Dit programma reikt informatie aan, maar gaat ook vooral om het toepassen van die informatie en het doen. Zo wordt er, naast het aanreiken van informatie, geoefend met de vaardigheden, excursies georganiseerd, gesport en bewogen, veel gepraat en geluisterd. Daarnaast biedt dit programma op informeel niveau nog meer. Doordat de mannen een lange periode met elkaar in contact staan, en een plek hebben om samen te komen, wordt er veel informele informatie uitgewisseld. Dit draagt bij aan ‘versterking relaties met anderen’ en ‘versterking communicatieve vaardigheden’.  Maar ook aan hun ‘vergroting van hun zelfvertrouwen’ doordat ze ervaren dat ze meer kunnen.

Kanaal

Het gegeven dat het programma in een groep plaatsvindt is een van de belangrijke informatiefactor. Het dient als het kanaal, maar ook de bron. Deze groep dient als peer-netwerk en draagt bij aan het bereiken van alle subdoelen, maar met name ‘versterking relaties met anderen’ en ‘versterking communicatieve vaardigheden’.  Juist voor deze groep is dit van belang, omdat de sociaal-culturele bronnen die migranten bezitten van belang zijn voor hun gezondheid  (Conkova & Lindenberg, 2018).

Bron

Het programma wordt uitgevoerd door verschillende samenwerkende instanties. Elke instantie werkt vanuit haar eigen expertise. Hierdoor krijgen de mannen niet alleen te maken met verschillende sectoren en professionals, maar leren ze van experts binnen hun eigen gebied.

Persoonlijk

Tot slot is er een persoonlijke band, zowel tussen de mannen onderling, als tussen de mannen met de begeleiders en coördinatoren. Elke man heeft een persoonlijk begeleider / coach, met wie er afstemming en gesprekken zijn.  

Bewustzijn

De bewustzijnsfactoren worden voornamelijk aangepakt in de eerste fase. De mannen krijgen dan gezondheidsvaardigheden aangereikt (Rademakers, 2014; van den Muijsenbergh, 2019). Er wordt ingegaan op de relatie tussen lichaam en geest. Ook wordt geoefend met vaardigheden om dit bewustzijn te versterken, vaak in de vorm van ontspanningsoefeningen. Deze gezondheidsvaardigheden dragen bij aan het behalen van het subdoel ‘vergroting inzicht in eigen behoeften, eigen lichaam en geest’.  In de eerste fase krijgen de mannen ook communicatievaardigheden. Zij oefenen met de Nederlandse taal en computervaardigheden. Dit draagt ook bij aan meer inzicht in eigen behoeften en dient als start voor het vergroten van de communicatievaardigheden. 

Motivatie

De motivatiefactoren worden aangepakt in de eerste en tweede fase. Attitude heeft betrekking op de waargenomen consequenties van het gedrag. Het bestaat volgens dit model uit twee subcomponenten: de beliefs over de consequenties van het gedrag die zowel positief als negatief kunnen zijn én de affectieve evaluatie van deze consequenties (Ajzen & Fishbein, 1991). Voorts omvat sociale invloed de normen die naasten hebben ten aanzien van het gedrag, maar ook modeling, leren van het observeren van anderen, alsmede sociale steun die je krijgt van je omgeving. Dit programma bereikt veel op het gebied van sociale steun, doordat alle onderdelen plaatsvinden in een groep en er veel wordt samen gedaan, niet alleen wordt daarmee de norm in de groep gezet over gezond leven, ook leert men dat samen zijn -met gelijkgestemde anderen- prettig is, men ziet daarmee goede voorbeelden en ondervindt sociale steun (Gustafsson, Berglund, Faronbi, Barenfeld, & Ottenvall Hammar, 2017). Daarnaast krijgen de mannen in de tweede fase sociale vaardigheden, waar ze onder andere oefenen met assertiviteit. Al deze aspecten dragen bij aan het subdoel ‘versterking relaties met anderen’. Door de combinatie van de sociale vaardigheden en communicatievaardigheden wordt ook het subdoel  ‘versterking veerkracht en weerbaarheid’ bereikt. De gezondheidsvaardigheden uit de eerste fase dragen mede bij aan ‘vergroting van zelfvertrouwen’. Tot slot is self-efficacy van belang voor de motivatie, dat wil zeggen de inschatting van de eigen mogelijkheden om het gedrag te kunnen veranderen (de Vries, 2017; de Vries et al., 2005). Doordat de mannen oefenen met nieuw, assertief en open gedrag, krijgen ze vertrouwen in hun eigen kunnen op dit gebied en wordt hun self-efficacy vergroot en ervaren ze de positieve effecten van het nieuwe gedrag. Daarnaast wordt hun self-efficacy vergroot omdat zij zien dat mannen zoals zijzelf in de groep dit ook leren; dit alles vergroot het zelfvertrouwen. 

Actie

Onder de actietendens factoren vallen plannen die gemaakt worden en behouden blijven om het gedrag te kunnen doen, vaardigheden om het uit te voeren en vermindering van barrières die in de weg staan. De gewenste doelen worden vastgesteld en er wordt bekeken welke barrières er zijn om dit doel te bereiken. Veel voorkomende barrières bij de doelgroep zijn schuldenproblematiek en taalbarrières, tevens zijn ze niet altijd op de hoogte wat de mogelijkheden zijn in de wijk. Doordat in deze interventies deze barrières zoveel mogelijk worden ondervangen, door het aanleren van communicatie vaardigheden, oefenen met de Nederlandse taal, het omgaan met een computer en internet en het opbouwen van contacten in de wijk, zal er een vergroting van de zelfredzaamheid en participatie plaatsvinden. Er worden hen in gezamenlijkheid vaardigheden aangeleerd, dit draagt bij aan hun ‘versterking communicatieve vaardigheden’. Dit wordt ook gedaan door het delen van levensverhalen. Door het vertellen van je eigen levensverhaal en het luisteren naar die van anderen komen vrijwel alle subdoelen van dit programma bij elkaar. Ze kunnen het doordat ze zich bewust zijn geworden van hun eigen behoeften en versterkt zijn in hun communicatievaardigheden en omdat hun relaties met anderen versterkt zijn. Dat ze zich kunnen uiten op deze manier, zorgt voor een vergroting van zelfvertrouwen, en versterking van veerkracht en weerbaarheid. Dit alles versterkt hun zelfredzaamheid en participatie.   

Tot slot wordt hiermee bereikt dat de mannen een positievere gezondheid zullen ervaren. Daarvoor wordt het Spinnenweb tussentijds regelmatig besproken met de mannen. Hierdoor kan gewerkt worden aan hun eigen persoonlijke doelen. Aan het eind van het traject hebben zij een positievere gezondheid. Daarmee hebben zij een verbeterd vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven (Huber, 2019; Huber, van Vliet, & Boers, 2016; Huber, van Vliet, Giezenberg, et al., 2016).